Iedereen weet dat er onder de aarde, diep onder onze huizen, onder de houten planken van de vloer in jouw kamer, een land ligt. Men spreekt er niet meer over, dat brengt ongeluk. Maar dat doet er niet toe. Iedereen weet het, iedereen voelt het instinctief. Het land van donker vuur, waar de vlammen duisternis uitstralen in de plaats van licht, en de hitte het bloed doet stollen. Op een zwart-ijzeren troon zetelt daar al sinds de wereld jong was, in een loden paleis, Zijne Verschrikkelijke Hoogheid de Heer der Schaduw.
Edoch, hij is niet de Heer der Schaduw waar wij het vandaag over hebben. Zou hij het spel van schaduw en licht van de bladeren op het bospad kunnen maken? Of het schaduwspel der wolken? Neen. Dat is het werk van de andere Heer der Schaduw. Niet eeuwenoud, niet duister, niet gekroond met horens en vuur. Eerder jong, en levend (stromend bloed, glanzende ogen en kloppend hart), en gezeten op zijn grote grijze paard, Ombra.
Heeft de Heer der Schaduw zelf een schaduw? Dat is iets om over na te denken.
In de tijd dat de zon in zwart-wit uit de hemel valt, om plaats te maken voor de nacht, draaft de Heer over de paden tussen de velden, gehuld in zijn geborduurde mantel van schaduw-in-het-bos-groene stof in de richting van het Woud der Wanhoop.
De gevoelige lezertjes mogen gerust zijn, het Woud der Wanhoop is zo genoemd door mannen uit de naburige dorpen. In hun onwetendheid associeren zij Schaduw met Wanhoop en Dood. Zij weten niet dat er twee Heren der Schaduw zijn. Zij zien hem niet tussen de velden gaan, met de lichtjes in zijn ogen. Toegegeven, het Woud der Wanhoop is groot, de paden kronkelen en grote delen liggen in een aanhoudende diepe schaduw, waarin de zon slechts een gouden glans kan brengen.
De Heer der Schaduw is gehaast. Zijn gedachten schieten voor hem uit, nog sneller dan Ombra kan galloperen. Zijn gedachten zijn bij haar, de nimf Svapna, die voor hem de mantel maakte. Zij woont in de diepste, maar ook goudste schaduw van het woud (die maakte hij voor haar). Elke avond weeft zij dromen uit gouden, zilveren en paarse droomdraad. Dromen als verband voor de wonden van de wereld, dromen voor vergetelheid, dromen die harten sneller doen slaan. Hij zit dan aan haar zijde, zijn dagtaak volbracht. Sneller gaan de hoeven op het pad, sneller, en sneller, en sneller...
Ondertussen spreidt Svapna haar droomdraden uit over het gras. Ze glimmen in de schaduwen in allerlei schakkeringen. Elk van de draden straalt een gevoel uit, of een idee. Samengevoegd worden ze dromen. Altijd mooie dromen, of toch minstens bitterzoete. Nachtmerries maken de mensen zelf, soms met een beetje hulp van hier of daar. Zittend te midden van het samenspel van stralende gevoelens en ideeën maakt ze zich zorgen. "Waar blijft hij?" "Is hij haar vergeten?" "Is er iets gebeurd?"
Sneller, en sneller en sneller...
Een traan van liefde/angst/liefde rolt over Svapna's wang en weerkaatst de glans van de droomdraden. Dit resulteert in een uitbarsting van kleuren en licht en dromen die tot ver weg boven het bos te zien is . Overal staan mensen stomverbaasd te kijken naar dit schouwspel, dat hen tot tranen toe ontroerd.
Sneller, en sneller en sneller...
Ombra staat te grazen aan de bosrand. Nu is het enkel nog de hartslag van zijne hoogheid de Heer van Schaduw die door het bos racet. Naar haar hand, haar hals, haar lippen, haar dromen. De mensen zien de uitbarsting van kleuren langzaam wegzinken in schaduw. Luiken worden gesloten, de Nachtgodin neemt over.
Zo kwam het dat de eerste zonsondergang ontstond, uit een samenkomst van licht en schaduw, dromen en kleur.